Stedelijke gebieden herbergen een groot aantal duiven.
Het gaat om verwilderde duiven die afstammen van de rotsduif (Columba livia L.) De vroegste gegevens gaan terug tot 3000 v Chr.;
De Romeinen zijn vermoedelijk verantwoordelijk voor de komst naar de Noordelijke landen.
Ook afstammelingen van o.a. in de Tweede wereldoorlog losgelaten postduiven en nakomelingen van niet op het hok teruggekeerde zogenaamde “wedvluchtduiven”.
Deze verwilderde duiven kunnen binnen één jaar vele nesten jongen groot brengen, waarbij de overlevingskansen van de jongen vrij hoog zijn.
De stad biedt hun ontelbare, zeer goede – vaak onbereikbare – nestelgelegenheden en een overvloed aan voedsel.
Dit voedsel is beschikbaar omdat veel stadsbewoners hun etenswaren/-resten op openbaar terrein of in andermans tuin gooien en een fors aantal duivenliefhebbers deze vredessymbolen regelmatig voedert.
Enerzijds richten duiven zeer veel schade aan ( één duif produceert circa 14 kilo (nat gewicht) poep per jaar! ) en zijn soms een gevaar voor de hygiëne, anderzijds hebben zij voor veel stadsbewoners een belangrijke sociale functie.
De gemiddelde leeftijd van een stadsduif is ongeveer 6 jaar. Als er voldoende voedsel en rust is, brengen ze 5 keer per jaar twee jongen groot. Dat zijn 10 exemplaren die erbij komen. Voeg daarbij de jongen die in het vroege voorjaar worden geboren en zich datzelfde jaar alweer vermenigvuldigen, 2 x 3 legsels x 2 eieren, dat zijn 12 exemplaren.
Resumé: Twee gezonde stadsduiven in januari zorgen voor minimaal 22 stadsduiven in december van datzelfde jaar.
Als er op één plaats veel duiven aanwezig zijn, kun je die overlast door uitwerpselen goed waarnemen.
Soms kan één enkele duif al voor veel overlast zorgen.
Bijvoorbeeld als hij slaapt boven een trapleuning, de ingang van een woning of een bedrijf waar voedingsmiddelen worden verwerkt. De uitwerpselen kunnen dan naar binnen worden gelopen.
Iedere duif produceert ongeveer 14 kilo mest in een jaar en ze slapen vrijwel altijd op dezelfde plek.
Het produceren van mest gaat verdeeld over een etmaal continu door, ook tijdens de slaap.
De uitwerpselen zorgen niet alleen voor stankoverlast, ook de ondergrond wordt aangetast, kalkzandsteen lost op door de zuren die in de uitwerpselen zitten en lak en verflagen worden aangetast.
Veel duiven zijn dragers van de bacterie Chlamydia psittaci. Deze bacterie veroorzaakt de ziekte Ornithosis.
De ziekte werd voor het eerst waargenomen eind 19e eeuw en werd in verband gebracht met papegaaiachtigen, zoals papegaaien en zangparkieten. De ziekte stond toen bekend als papegaaienziekte of ook wel psittacosis.
Dertig jaar later brak een ziekte uit die ook met andere vogelsoorten in verband gebracht werd.
Vanaf dat moment werd deze ziektedrager ornithosis genoemd. In 1941 werd deze ziekte voor het eerst bij duiven waargenomen. Natuurlijk is ornithosis slechts één voorbeeld van de ziekten die door duiven en andere vogels overgebracht kunnen worden.
Vele andere bacteriën, virussen, schimmels, protozoën en ricketsiae zijn verantwoordelijk voor het veroorzaken van allergische reacties en infectieziekten bij mensen.
Een grote groep teken en mijten, die duiven bij zich dragen, kunnen bijvoorbeeld
vlekkenkoorts overbrengen welke veroorzaakt wordt door sommige ricketsiae.
Onderzoeken hebben aangetoond dat bepaalde bacteriesoorten zoals Salmonella, Listeria en Escherichia coli gevonden in vogeluitwerpselen acute maag- en darminfecties kunnen veroorzaken. Protozoën zoals Toxoplasma (veroorzaker van toxoplasmosis) en
virussen zoals Paramyxovirus en Arhovirus (de veroorzakers van respectievelijk Newcastle Disease en Hersenvliesontsteking) zijn tevens aangetoond in vogeluitwerpselen.
Het koeren van duiven, wat ze veelvuldig doen voor en tijdens het paren kan als zeer hinderlijk worden ervaren. Vooral als de duiven daarbij ook achter elkaar aanlopen door een goot of over een plat zinken dak.
Dit gedrag vindt in de meeste gevallen in de vroege morgenuren plaats en begint al in het vroege voorjaar.
Het duurt meestal tot eind augustus. In de lente- en zomermaanden wordt het al vroeg licht en slapen de meeste mensen met hun raam open. Deze combinatie van hogere buitentemperaturen en vroege zonsopkomst zorgt ervoor dat het geluid in de slaapkamers doordringt op een tijdstip dat de meeste mensen nog willen slapen.
Vooral plaatsen met een groot voedselaanbod zorgen ervoor dat de duiven een verhoogde paringsdrang hebben.
Ze hoeven geen voedsel te zoeken en laten geen gelegenheid voorbij gaan om elkaar het hof te maken.
Omdat duiven aan een vlak stukje dak of goot van 10 x 10 cm genoeg ruimte hebben om een nest te maken, komen er nesten voor op de meest vreemde plaatsen. Als ze nestelen in goten kan het nestmateriaal verstoppingen en lekkages veroorzaken. Juist rondom het nest is de overlast van uitwerpselen hoog, omdat de jongen geen nestvlieders zijn.
Ze blijven op het nest totdat ze kunnen vliegen. Zolang ze op het nest zitten laten ze hun uitwerpselen over de rand vallen.
Duiven zijn in het kader van de Natuurwet geen beschermde diersoort. Voor het weren of bestrijden van huisduiven is geen ontheffing nodig.
Wel zijn er verplichtingen:
Met het aanbrengen van duivenwering,voorkom je dat duiven op die plaatsen kunnen gaan zitten waar ze overlast veroorzaken. Je kunt wering aanbrengen d.m.v. netten, kunststof gladde plankjes of roestvrij stalen pennen.
Het blijft echter symptoombestrijding. Vaak zoeken ze een nieuwe plek in de directe omgeving.
Je verplaatst daarmee het probleem.
Voortplantingsreductie:
In de jaren negentig van de vorige eeuw is er door Prof. Dr. M. Frankenhuis, de toenmalige directeur van Artis, een experiment uitgevoerd met het middel nicabarzine. Dit is een antibioticum dat veelvuldig in de pluimvee-industrie wordt toegepast.
Het toedienen van nicarbazine via het voedsel van pluimvee gaf als bijwerking, embryonale sterfte, dat wil zeggen dat de embryo’s in de eieren niet tot ontwikkeling kwamen. Een “beperkt” experiment op duiven heeft aangetoond dat er geen aangeboren afwijkingen geconstateerd werden bij de kuikens die wel tot ontwikkeling zijn gekomen en dat het middel een genezende invloed heeft op darminfecties bij stadsduiven. Over de mogelijke neveneffecten, zoals de effecten op de voortplanting van andere vogels, zijn onvoldoende gegevens beschikbaar. Een voorstel tot uitgebreid veldonderzoek werd indertijd afgewezen door de hoge kosten.
Soms worden roofvogels gebruikt om de overlast van duiven tegen te gaan.
Het gebruik van roofvogels lijkt een biologische (natuurlijke) oplossing. Maar het effect van de roofvogel is verjaging en verstoring van de duiven, zodat deze geen rust hebben en zo de plaats zullen verlaten. Dit effect wordt alleen bereikt zolang de roofvogel vliegt. Dit kan lang niet in alle gevallen in verband met obstakels, hoogspanningsleidingen en spankabels. Wanneer de valkenier weer naar huis gaat, komen de duiven weer terug.
Er zijn valkeniers die in combinatie met hun verjaag-acties ook aan getalsmatig beheer doen en de duiven wegvangen met kooien, dat kan zeer effectief zijn. De ervaring leert dat duiven echter alleen in kooien gevangen worden als de omgeving rustig is, en er niet met de roofvogel gevlogen wordt.
Dat roofvogels door hun aanwezigheid duiven in de kooien jagen en daardoor dus sneller worden gevangen berust niet op waarheid. Roofvogels verjagen de duiven alleen. Een duif in paniek vlucht niet in een vangkooi.
(Methode Aken, Duitsland)
Door verschillende instanties wordt een andere methode aanbevolen om de overlast te verminderen, namelijk het plaatsen van tillen.
De bedoeling is dan om grote duiventillen te plaatsen waar veel overlast is.
De duiven worden dan in de buurt van de tillen gevoerd, (een situatie waar langdurig, trouwe vrijwilligers voor nodig zijn), de duiven moeten dan ook in die tillen gaan nestelen. Dan worden de eieren die in de til worden gelegd verwisseld voor kalkeieren. Die kalkeieren komen uiteraard niet uit en daardoor zou in de loop der jaren de overlast afnemen. Wanneer die afname wordt gerealiseerd is dan de grote vraag.
Deze methode werkt echter niet. De duiven willen zich reproduceren, dat is ze van nature ingegeven. Als ze een paar keer in een til voor niets hebben gebroed, zullen ze buiten die til een plaats zoeken om met succes te nestelen en jongen groot te brengen. Bovendien is de kans klein dat je alle duiven uit de omgeving in de til krijgt en zullen er elders duiven blijven nestelen. Als argument gebruikt men dat alléén de overlast veroorzakende duiven in de tillen moeten komen. De rest van de populatie kan dus ongestoord verder groeien. Ook de kosten van bouw en plaatsing van een til en het wekelijks schoonhouden en dagelijks voeren zijn niet simpel weg te cijferen.
Op het moment dat tillen geplaatst worden is er vaak al sprake van overlast, voeg daar de duiven bij die buiten de duiventil geboren worden en men ziet dat de overlast niet afneemt. Ook wordt geen garantie gegeven op het gewenste resultaat namelijk het opheffen van de duivenoverlast.
Het teveel aan duiven op een specifieke plaats, los je met weringmaatregelen niet op. Je zult het teveel aan duiven moeten terugdringen tot een aanvaardbaar niveau, door er zoveel mogelijk te vangen en te verwijderen. Dit is getalsmatig populatiebeheer.
Vangen kan met kooien of met gebruikmaking van een slagnet. Dit is afhankelijk van de situatie ter plaatse.
Voor gebruik van een slagnet of schietnet is een ontheffing vereist. Met vangkooien mag men alleen zonder ontheffing binnen de bebouwde kom werken.
Het belangrijkste is dat het voedselaanbod verdwijnt of ten minste zo gering mogelijk wordt. Waar niets te eten is, hebben duiven niets te zoeken. Ook in die buurt waar voorheen werd gevoerd, zullen ze zich dan niet meer wachtend ophouden.
Het vangen van duiven heeft geen zin, als er niet aan bepaalde eisen wordt voldaan.
Er zijn instellingen die een grafiek gebruiken om dat weer te geven. Deze grafiek geeft onophoudelijk weer dat er een aanwas is na iedere vangactie. Dit gegeven is alléén juist als je uit een groep van bijvoorbeeld 1.000 duiven, 100 duiven wegvangt. In dat geval is een dergelijke groep snel weer aangevuld tot 1.000 exemplaren en heeft een vangactie inderdaad geen zin. ( aanwas van de 900 overgebleven duiven)
Vang je echter vanuit een populatie van 1.000 duiven, minimaal 90% weg, zijn er nog maximaal 100 duiven over. Doe je dat een jaar later nog een keer, (weer 90%) van de dan nog resterende duiven, is er een optimaal minimum ontstaan.
Een dergelijk optimaal minimum, is samen met het wegnemen van het voedselaanbod goed te handhaven.
Het gebruik van een slagnet kan alleen op die plaatsen waar regelmatig duiven worden gevoerd. Het is dan een uiterst effectief en diervriendelijk middel. In korte tijd zitten alle gevangen duiven in kratten en lopen al weer koerend en parend achter elkaar aan.
De schrik van het net wat over ze heen viel zijn ze dan alweer vergeten.
Heeft u overlast of hinder van duiven of andere plaagdieren?
Twijfel niet en neem contact met ons op! Wij gaan graag het gesprek met u aan om een geschikte oplossing te vinden voor uw duivenprobleem!
Neem vrijblijvend contact met ons op via telefoon, mail of middels ons contactformulier.
Telefoon: 0320-286900
Email: info@megades.nl
Tekst geschreven door: G. Otten (Mega-Des BV) en D.W. den Hertog (Duke Faunabeheer)